Wanneer op een weelderig
bladwerkkapiteel,
en dan denken we vooral even aan een
Corinthisch kapiteel,
de bovenste bladeren uit een
stengel
te voorschijn komen,
dan kunnen deze met een
bandje bijeengebonden zijn, alvorens ze sierlijk omkrullen.
Die krullen zijn behoorlijk fors: vanuit één stengel
moet de helft van het
kapiteel
omvat worden. De buitenste bladeren vormen de
overhoekse bladwerkkrul,
de binnenste raken die van de volgende stengel in de
hartlijn van het kapiteel.
Natuurlijk waren de steenhouwers niet bang dat de bladeren om zouden vallen, ze zochten gewoon een excuus voor een extra sierelement.
Tekst: Jean Penders (03-2009). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders